< terug

Architecten als meubelontwerpers. Roger De Winter

Architecten als meubelontwerpers. Roger De Winter

Beeld: Architect Roger De Winter, Villa Zonnewende met buffetkast, tafel en stoelen naar ontwerp van de architect, Laken, 1962. Foto Wim Robberechts.

Begeleider(s)
Prof. Fredie Floré

Campus
Gent

Taal
Nederlands.

Engagement label
Craftsmanship of Labelless

Type masterproef
Individuele masterproef

Een korte omschrijving

Veel pioniers op het vlak van meubel- en interieurontwerp van de 20ste eeuw waren opgeleid of actief als architect. (Lueg 2012: 20) Er zijn talrijke voorbeelden: Henry Van de Velde, Mies van der Rohe, Gerrit Rietveld, Marcel Breuer, Alvar Aalto, Lina Bo Bardi, Gae Aulenti… De ambities van deze ontwerpers waren uiteenlopend. (Page 1983: 7) Sommigen streefden naar de realisatie van een Gesamtkunstwerk. Anderen reageerden op het bestaande marktaanbod of de heersende smaak- of wooncultuur. Nog anderen zagen het interieur als een ideale ruimte voor het architecturaal experiment of beschouwden vormgeving als een integraal onderdeel van de eigen denkwereld, beeldvorming of representatie. (Spitz 2012: 82-3) Vaak speelden ook pragmatische redenen een rol. Een gebrek aan bouwopdrachten stimuleerde als vanzelfsprekend de interesse van architecten voor opdrachten van een kleinere schaal of met een meer uitgesproken tijdelijk karakter. Meerdere vrouwelijke architecten werden tenslotte ook aangemoedigd om zich te specialiseren in interieur- en meubelontwerp omdat het een meer ‘gepast’ domein voor hen zou zijn. (Slesin 1981)

Een mix van deze ambities, drijfveren en sturende mechanismen vinden we ook terug bij het werk van verschillende Belgische architecten uit de 20ste eeuw. Terwijl design en interieurarchitectuur zich in het buitenland, maar ook in eigen land, sinds de jaren 1950 volop aan het ontwikkelen waren tot zelfstandige disciplines, (Lees-Maffei 2008) bleef de architectuurpraktijk een betekenisvolle voedingsbodem voor het ontwerp van interieurs en meubelen. Hoe kunnen we dit in vele gevallen minder of pas in tweede instantie belichte aspect van het architectenoeuvre bestuderen en interpreteren? Wat vertelt het ons over de bredere evoluties in het beroep en de maatschappelijke positie van de architect? Wat leert het ons over de ontwikkelingen in het bouwen en maken?

Twee individuele masterproeven verkennen deze vragen via het oeuvre van telkens één Belgische architect waarvan het oeuvre grotendeels of geheel in de tweede helft van de 20ste eeuw is gerealiseerd: Charles Vandenove (1927-2019) en Roger De Winter (1923-2001). Het doel is een grondige studie te maken van de meubel- en interieurontwerpen van de architect in kwestie en dit werk te historisch contextualiseren en te interpreteren. Aangewezen onderzoeksmethodes zijn 1) archiefonderzoek: het archief van beide architecten is toegankelijk en het masterproeven hebben de steun van de betrokken instellingen of verantwoordelijken; 2) literatuurstudie op basis van secundaire literatuur; 3) interviews met eventuele bevoorrechte getuigen 4) een close-reading van het beschikbare grafische en beeldende materiaal (tekeningen, foto’s, maquettes, objecten). De verwachte output is in eerste instantie een geschreven masterproef waarbij ook veel aandacht kan uitgaan naar ontwerpanalyse in de vorm van een grafisch luik of onderdeel.

Deze masterproef focust op het werk van architect Roger De Winter (1923-2001). Over het werk van De Winter is nog niet veel gepubliceerd. Het naslagwerk Repertorium van de architectuur in België vermeldt hem als tijdelijke vennoot van architect Lucien Engels (1928-2015) met wie hij tussen 1950 en 1954 voornamelijk rijhuizen in Vilvoorde ontwierp. Zijn oeuvre is echter heel wat uitgebreider en omvat ook een reeks meubelontwerpen die tot nu toe onbelicht zijn gebleven. Het volledige archief van de architect wordt momenteel overgedragen aan het Vlaams Architectuurinstituut (Antwerpen, www.vai.be/collectie) en zal daar voor het eerst beschikbaar zijn voor onderzoek. Deze masterproef is bedoeld als een eerste grondige verkenning van dit archief.

Zowel de masterproef over het werk van De Winter als deze over het werk van Vandenhove kaderen binnen verkennend onderzoek voor een geplande publicatie. De begeleiding gebeurt individueel of met beide studenten samen.

Aanzet bibliografie en bronnenlijst:

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/personen/1668

Geert Conaerts, Vilvoorde. Staalkaart van moderne architectuur. Roger De Winter en Lucien Engels (1950-1960), Peeters, 2010.

Mil De Kooning, Fredie Floré en Iwan Strauven (eds.) Hedendaags design: Alfred Hendrickx en het fifties-meubel in België. Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 2000.

Grace Lees-Maffei, ‘Introduction: Professionalization as a Focus in Interior Design History,’ Journal of Design History 21(1), 2008, 1-18.

Gabrielle Lueg,’ ‘From Aalto to Zumthor – Furniture by Architects,’ in Petra Hesse en Gabrielle Lueg (eds.), Furniture by Architects. From Aalto to Zumthor. Verlag der Buchhandlung Walther König GmbH & Co. 2012, 20-31.

Marian Page, Furniture Designed by Architects. The Architectural Press Ltd, 1983.

René Spitz, ‘Dreams of life on dentists’ chairs or The designer chair and the architect’s image,’ in Petra Hesse en Gabrielle Lueg (eds.) Furniture by Architects. From Aalto to Zumthor. Verlag der Buchhandlung Walther König GmbH & Co. 2012, 82-91.

Suzanne Slesin, ‘Women and design in Milan,’ New York Times , 15 January 1981.