Doorheen drie oefeningen werden aan de hand van de creatie van objecten begrippen als compositie, materie en structuur bestudeerd. Die objecten werden ontworpen als autonome vormen, elementen die staan voor wat ze zijn, een eindresultaat met specifieke ruimtelijke kwaliteiten waarbij materialisatie en optimalisatie een belangrijke rol speelden; ook al was het onderzoeken soms minstens zo belangrijk als het bij een eindbestemming aankomen.
1. Een perspectiefobject.
Voor de eerste opdracht werd naar een intrigerend volume op zoek gegaan binnen de ruimte van het schoolgebouw, begrensd door de bestaande architectuur. Daarbij werd een zichtkegel gemaakt als vertaling van een aan een standpunt gebonden zicht op een fysieke ruimte. Een zichtkegel werd hier verstaan als de fysieke ruimte tussen onze ogen en daar waar het zicht botst op architectuur, op gebouwde materie. Het perifeer zicht (wat onscherp is) werd niet meegerekend.
In een eerste fase werd de zichtkegel met karton geconstrueerd. Er werd dus vertrokken vanuit een zicht, een immaterieel beeld dat omgezet werd in een concreet object. In een tweede fase werd het uit karton vervaardigde object, omgezet naar een ander, zelfgekozen materiaal. Hierbij werd bestudeerd hoe het materiaalgebruik de waarneming van het volume kon beïnvloeden.
2. Een evenwichtsoefening.
Binnen deze oefening werd gezocht naar een compositorische spanning door twee verschillende materialen met elkaar te confronteren, daarbij de eigenheid van elk materiaal aftastend, op zoek naar een manier om beide samen te voegen, te assembleren, tot één object. Van elk materiaal werd een gelijk aantal gram genomen. Indien we de wetten van de fysica toepassen legde elk materiaal dus evenveel gewicht in de schaal. Maar afhankelijk van de aard van het materiaal, kon het een ander volume innemen, anders aanvoelen en verschillende connotaties en gevoelens opwekken. Zo kon een materiaal meer of minder aandacht gaan opeisen en anders doorwegen binnen het geheel.
3. Een sokkel.
Binnen de derde opdracht werden sokkels ontworpen, objecten die in functie staan van de eerder gemaakte objecten, die er een drager van zijn en er een wisselwerking mee aangaan. Deze sokkels gaan de objecten hogerop tillen, ze van de grond loskoppelen en in een bepaalde positie binnen de ruimte plaatsen zodat we ze op een andere manier te zien krijgen.
De sokkel trekt de aandacht naar wat er door gepresenteerd wordt maar dat wil niet zeggen dat hij neutraal moet zijn. Hij heeft letterlijk en figuurlijk een ondersteunende functie. Door zijn vorm, materiaalgebruik en hoogte kan hij inspelen op de aard van het getoonde en het karakter ervan versterken.
Er werd enerzijds op zoek gegaan naar een wisselwerking tussen de drager (de sokkel) en het gedragene (het op de sokkel gepresenteerde) en anderzijds tussen de twee eerder gemaakte perspectiefobjecten (+ eventueel het resultaat van de evenwichtsoefening).
Docenten: Wouter Krokaert, met medewerking van Dimitri Vangrunderbeek voor de start en evaluaties
Beeld: Helena Jacobs