< terug

Geschiedenis en theorie van de vroegmoderne architectuur

Individuele Masterproef 2024-2025

Opleiding: Master architectuur
Vakgebied: Geschiedenis en theorie van de vroegmoderne architectuur
Aantal studenten: max. 2
Promotor/begeleider: Anne-Françoise Morel

Onderwerp: Een typologische studie van de Déserts van de ongeschoeide Carmelieten in de 17de en vroege 18de eeuw

In het zog van de contra-Reformatie voerde de Spaanse broeder Tomas de Jesus en hervorming door in de orde van de ongeschoeide Carmelieten. Deze hervorming beoogde de spirituele vervolmaking van de broeders door een periode van afzondering. Om deze afzondering te faciliteren creëerde Tomas de Jesus Déserts (wildernissen) waarin de idealen van het kloosterleven gecombineerd werden met de idealen van het heremieten-bestaan. Meer dan 30 wildernissen werden in de loop van de 17de eeuw door Tomas de Jesus en zijn opvolgers gesticht in Europa en Zuid-Amerika. Deze masterproef wil de architecturale en landschappelijke kenmerken van deze wildernissen bestuderen en stelt zich tot doel volgende vragen te beantwoorden:

-welke eigenschappen zijn eigen aan de gekozen plek en welke aan de architecturale en andere menselijke ingrepen?

-in welke mate verschillen de wildernissen gesticht door de ongeschoeide Carmelieten van andere gelijkaardige infrastructuren?

-hebben er zich in de loop van de lange 17de eeuw veranderingen voorgedaan in de aanleg van de wildernissen, en zo ja, zijn deze een gevolg van spirituele veranderingen of van invloeden uit de tuin- en landschapsarchitectuur?

-zijn er regionale verschillen?

Om deze vragen te beantwoorden zijn volgende methodes nodig:

-literatuuronderzoek (geschiedenis van de orde, van de contra-Reformatie, van hermetisme, van landschapsstudies, …)

-cartografisch onderzoek (verwerken van historische kaartmateriaal, huidige kaarten en luchtfoto’s met bvb. GIS)

-archiefonderzoek (archieven van de orde der Carmelieten, bevatten ook manuscripten waarvoor het aanleren van paleografie en hulpmiddelen bij paleografie zoals transcribus nodig zijn)

Studenten worden verwacht een doorgedreven interesse te hebben in historisch onderzoek, bereid zijn om de geijkte onderzoeksmethodes te leren kennen en zich eventueel in het buitenland te begeven voor individueel archiefonderzoek (hiervoor is geen financiering van de faculteit!). Een goede kennis van het Frans en het Engels is noodzakelijk. Er is ook literatuur in het Spaans en Italiaans.