< terug

Narratieve ruimte en materialiteit (17-18)

Altijd maar dat geheugen dat knaagt en jankt als een hond in de nacht. En de regen, altijd de regen. Nergens is de regen wanhopiger dan in Brussel”: de roman Slagschaduw van David van Reybrouck uit 2007 ademt treurnis. Centraal staat de zoektocht van een journalist naar een naamloze vrouw die in de jaren twintig model stond voor het standbeeld van de verzetsheldin Gabrielle Petit. in bibliotheken, archieven en ook in de straten en buitenwijken van de stad Brussel zoekt de man wanhopig. Hij stoot daarbij vooral op sombere herinneringen. Hij ontdekt dat het standbeeld een lege huls is die hij, net als anderen dat voor hem deden, tracht op te vullen met zijn eigen zorgen, dromen en angsten.

Wat in Slagschaduw opduikt, is diep menselijk: levens zijn geënt op een geheugenketting. In het heden leggen we voortdurend linken met het ongrijpbare verleden. Om een dergelijke geheugenketting uit te bouwen, is architectuur onmisbaar. Gebouwen geven te denken en creëren een herinneringsplek. Het Duitse woord ‘Denkmal’ (monument, standbeeld, herdenkingsplaats) heeft dus een extra resonantie in het nederlandse taalgebied: we hebben mallen of vormen nodig om het heden vorm te geven. Maar omdat een via architectuur gefundeerde geheugenketting een begin en een uiteinde kent, zowel een start in een al dan niet ver verleden (de verre opdrachtgevers) als een uitbouw in de actualiteit (de huidige gebruikers) behelst, is er altijd een vermenging, nooit een zuivere opsplitsing van tijd. In de studio Denkmal staat die vermenging centraal. We gaan inzoomen op heden en verleden, monumentaliteit en versnelling. Een reeks drama’s en festiviteiten uit de Brusselse geschiedenis vormen daarbij onze slagschaduw.

Afbeelding: Danteum bij Giuseppe Terragni and Pietro Lingeri, Roma, tekening, 1938